Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], [35]Zo ik mij rechtvaardig, [36]mijn mond zal mij verdoemen; ben ik oprecht, [37]Hij zal mij toch verkeerd verklaren. 35. Te weten, voor God. Anders, hoewel ik rechtvaardig ben. 36. Dat is, ik zal evenwel moeten bekennen dat ik een arm zondaar ben; of, uit hetgeen mijn mond zal spreken, zal God evenwel mij nog van zonde kunnen overtuigen. Van het woord verdoemen, zie onder, hfdst.10 vs.2. 37. Dat is, God of mijn mond zal mij bewijzen verkeerd te zijn; want Hij zal mij zo wijselijk ondervragen, dat Hij nog bij mijn ontschuldiging stof zal vinden om mij te veroordelen; en hoewel ik in dit geschil een goede zaak tegen mijne vrienden heb, nochtans weet ik dat ik voor God een zondig mens ben, en daarom ook verdoemelijk.